Thailand
Vannacht was ik in Thailand. Ik droomde dat ik een lunch had met vrienden, op een terras vlakbij het strand. Ze hadden er loungebedden met van die mooie wapperende doeken en er was veel turquoise, zeegroen en wit. Er was een man met een wit overhemd en halflang donker haar die voortdurend grappen vertelde, waar wij heel hard om moesten lachen. Ik droeg een groen jurkje en witte slippers en had oorbellen in met allemaal kleine schelpjes. We dronken water met citroen en na de lunch werden we met een jeep naar een boot gebracht. Toen gingen we varen en dronken we witte wijn. Er was muziek en er werd gedanst. Ik kon opeens heel goed zwemmen en dook de boot af, heel soepel en elegant. Daarna deed ik het nog een paar keer, zonder dat het me enkele moeite kostte en zonder dat ik met mijn buik op het water klapte. Terwijl ik lag op te drogen op een grote witte handdoek werd ik wakker. Eeuwig zonde!
31.10.09
29.10.09
De winterschilder
Hoestend en blaffend lig ik sinds maandagavond onder de wol met spierpijn, oorpijn, keelpijn, en bergen slijm uit neus en mond. Laat ik hier niet te diep op ingaan. Vroeger had ziek zijn nog wat, ik hoefde nooit in bed te blijven, maar mocht altijd op de bank liggen onder een heel zacht geel/wit dekbedje en ik kreeg roosvicee, kopjes thee met honing en witte boterhammetjes met suiker. Gezellig was het, hoe beroerd ik me ook voelde. Maar tijden veranderen.
Gisterochtend werd ik om 8.00 uur 's ochtends wakker gemaakt door een lang en doordringend geluid van een bel. De deurbel. Ik wilde hem laten gaan en ik weet ook niet wat me precies bezielde, maar ik deed open. Er stond een schilder voor de deur. Een grote en dikke schilder, met een wit overall. 'Ken ik je voordeur even doen?' vroeg hij. 'Nee', antwoordde ik resoluut. 'Ik lig ziek op bed en ik heb vooral last van m'n keel en longen'. De schilder legde de link met verf inademen en hoesten niet, en zei: 'dat maakt toch niet uit het is toch je voordeur?'. Weer stribbelde ik tegen en voerde het argument aan dat ik boven bij de trap geen deur heb en dat ik nu al - hoest - last had van de verflucht. Toch verloor ik de strijd. De beste man 'moest' het doen zei hij. Achteraf gezien gaf ik te snel op. Ik had naar de voordeur van de overbuurvrouw moeten wijzen en de deur snel dicht moeten knallen. Dacht ik niet aan.
De kerel ging aan het werk en terwijl ik in de keuken een kop thee zette en twee beschuitjes smeerde met honing begon hij over de crisis. 'Ze gingen het wel merken'. Ik haakte af, dook mijn bed weer in en dacht na over waarom ik me liet overrulen door een dikke schilder. Hij riep nog drie keer: 'mevrouw!', want blijkbaar moest de tuindeur ook gedaan worden, waardoor meneer door het huis moest en besloot hij ook de meterkast, in dit geval een soort outside mini schuurtje, mee te pakken. En dat alles fluitend. Please, niet in mijn huis.
Na een uur of twee was meneer eindelijk klaar en kon mijn rust beginnen. Terwijl hij riep: 'mevrouw ik leg de sleutel van de meterkast op tafel' kon ik niet meer. En terwijl hij zijn ladder inschoof en verfblik dichtdeed, lachte ik nog één keer vriendelijk en knalde toen keihard de voordeur achter hem dicht. Resultaat: bordeauxrode tochtstrips, van de zaak.
Hoestend en blaffend lig ik sinds maandagavond onder de wol met spierpijn, oorpijn, keelpijn, en bergen slijm uit neus en mond. Laat ik hier niet te diep op ingaan. Vroeger had ziek zijn nog wat, ik hoefde nooit in bed te blijven, maar mocht altijd op de bank liggen onder een heel zacht geel/wit dekbedje en ik kreeg roosvicee, kopjes thee met honing en witte boterhammetjes met suiker. Gezellig was het, hoe beroerd ik me ook voelde. Maar tijden veranderen.
Gisterochtend werd ik om 8.00 uur 's ochtends wakker gemaakt door een lang en doordringend geluid van een bel. De deurbel. Ik wilde hem laten gaan en ik weet ook niet wat me precies bezielde, maar ik deed open. Er stond een schilder voor de deur. Een grote en dikke schilder, met een wit overall. 'Ken ik je voordeur even doen?' vroeg hij. 'Nee', antwoordde ik resoluut. 'Ik lig ziek op bed en ik heb vooral last van m'n keel en longen'. De schilder legde de link met verf inademen en hoesten niet, en zei: 'dat maakt toch niet uit het is toch je voordeur?'. Weer stribbelde ik tegen en voerde het argument aan dat ik boven bij de trap geen deur heb en dat ik nu al - hoest - last had van de verflucht. Toch verloor ik de strijd. De beste man 'moest' het doen zei hij. Achteraf gezien gaf ik te snel op. Ik had naar de voordeur van de overbuurvrouw moeten wijzen en de deur snel dicht moeten knallen. Dacht ik niet aan.
De kerel ging aan het werk en terwijl ik in de keuken een kop thee zette en twee beschuitjes smeerde met honing begon hij over de crisis. 'Ze gingen het wel merken'. Ik haakte af, dook mijn bed weer in en dacht na over waarom ik me liet overrulen door een dikke schilder. Hij riep nog drie keer: 'mevrouw!', want blijkbaar moest de tuindeur ook gedaan worden, waardoor meneer door het huis moest en besloot hij ook de meterkast, in dit geval een soort outside mini schuurtje, mee te pakken. En dat alles fluitend. Please, niet in mijn huis.
Na een uur of twee was meneer eindelijk klaar en kon mijn rust beginnen. Terwijl hij riep: 'mevrouw ik leg de sleutel van de meterkast op tafel' kon ik niet meer. En terwijl hij zijn ladder inschoof en verfblik dichtdeed, lachte ik nog één keer vriendelijk en knalde toen keihard de voordeur achter hem dicht. Resultaat: bordeauxrode tochtstrips, van de zaak.
Abonneren op:
Posts (Atom)