24.6.04

Bang

Iedereen heeft zo zijn angsten. De meeste angsten hebben te maken met ervaringen uit het verleden. Het nu volgende verhaal is een van m'n diepste geheimen. Houd u vast. Al meer dan anderhalf jaar geleden werkte ik in de kerstvakantie voor Disney on Ice. Met een heerlijk Amerikaanse sweater aan en een zaklamp in de hand zorgde ik er samen met m'n collega's voor dat iedere Mickey fan de juiste plaats bereikte. Alles liep op rolletjes. Tot het einde van de show.

Terwijl we met z'n alles de ijsbak bewaakten (triest genoeg willen al die domme Nederlandse kinderen ieder jaar weet weten of Goofy en Donald op ECHT ijs schaatsen en kunnen al die domme ouders in Nederland daar niet gewoon 'ja' op zeggen maar zijn ze geneigd hun kinderen boven het ijs te laten hangen, wat wij dan vervolgens tegen gaan door op ons allervriendelijkst te vragen of de mensen alstúblieft buiten de bak willen blijven, oftwel op willen rotten naar huis.) gebeurde het. De hal was bijna leeg en als laatste ging er een groep minder begaafde mensen huiswaarts. Een groep verstandelijk gehandicapten. Mongolen. 'Ja het was mooi he' 'Fijne reis!' 'Wie moet ik de groeten doen? Belle? Doe ik!'. Voor één vrouw waren deze woorden echter niet genoeg. Ze bleef maar om me heen hangen. De leidsters en de rest van de groep was allang niet meer in zicht. Ik vroeg haar nog of ze niet een beetje haast moest maken. Dat vond ze niet nodig. Ze was nog helemaal van slag door de prachtige show. En toen wilde ze een kus. 'Kom meid, geef me een kus'. 'Nee', zei ik, en duwde haar een beetje naar achteren. Maar ze was sterk. Heel sterk. Eerst dacht ik nog deze mevrouw is niet helemaal fris, ze kan er niets aan doen hoe ze zich gedraagt. Deze gevoelens verdwenen snel. Ik werd kwaad omdat ik half werd aangerand. Schichtig keek ik om me heen, vurig hopend op een paar babyblauwe sweaters, maar ik stond er helemaal alleen voor. 'Eén kus', zei de vrouw. 'Kom meid.' Ze probeerde m'n hoofd vast te pakken. 'NEE', zei ik. 'FLIKKER OP!' En toen ben ik heel hardhandig geweest. Keihard duwde ik de gek naar achteren en keek heel woest. Ze keek alsof ze me wel wat aan kon doen. Voordat ze een mes uit haar binnenzak kon halen rende ik weg. M'n collega's lachten wat toen ik het verhaal vertelde. Maar ze moesten eens weten hoe bang ik was geweest.

En ja hoor, vanavond was het weer raak. In de intercity naar Utrecht was ik weer het slachtoffer van een dronken debiel. Een negroide man van een jaar of vijfendertig. Hij maakte hele vreemde geluiden en hing over mijn bankje heen zodat zijn gelaat naast mijn hoofd bungelde. Hij maakte kusgeluiden en klapte in zijn handen. Eerst deed ik alsof ik niets doorhad en daarna vroeg ik of hij wilde gaan zitten. Dat wilde hij niet. Toen ben ik verhuist naar een ander zitje. Op weg naar m'n kamer sloeg m'n hart duizend keer. Toen ik er was trok ik de deur achter me dicht en haalde opgelucht adem. Voor debielen die op een onmenselijke manier contact met me zoeken ben ik bang. Doodsbang.

Geen opmerkingen: