27.2.05

Penseel en ik

Die ongemakkelijkheid die er ontstaat als je op een klein terrein bent omgeven door mensen die elkaar allen niet kennen. Vreselijk. Zo stonden we daar, een jaar geleden, op station Boxmeer. Te wachten op het busje dat ons op zou halen. Van heinde en verre gereisd, uren in die trein gezeten. Door bossen en weilanden aangekomen in Brabant. En zij ook, maar dat wist ik niet. Tot ze zei 'Hey, jij komt uit Amersfoort!' en ik antwoordde 'Ja!' Ze lachte naar mij en ik lachte naar haar en de rest stond jaloers te kijken en voelde zich nog ongemakkelijker dan daarvoor. Lucky we.

Zo begon de training voor de zomer. We stonden om 7 uur op om te tae-boen in het vochtige gras, kregen een EHBO-workshop en sliepen in een oude varkensstal. Penseel en ik naast elkaar met driedubbele pyjama's aan en diep weggekropen in onze slaapzakken. Een vriendschap was geboren. We leefden ons uit op het volleybaldveld en op de petanque baan en aten iedere middag wel acht boterhammen. Er kwamen honderd kinderen op bezoek die we in groepen mochten vermaken door middel van het schilderen van paaseieren en speurtochten door de weilanden. We liepen vier dagen in ons trainingsbroekie en hadden de tijd van ons leven.

Na die dagen hebben we Boxmeer verruild voor de thuisbasis. Amersfoort. Zo af en toe drinken we baileys in de Lobbes of een biertje in de Engel. Zo af en toe gaan we samen hardlopen. Soms botsen we tegen elkaar op in de Bruna op het station. We zien elkaar in ieder geval iedere week. In de trein, bij de bushalte, in de kroeg en binnenkort op zondagmiddag bij een hippe tent waar we beiden gaan werken. Penseel en ik.

24.2.05

M.

Ik houd ervan als M.:
  • In de kou de rits aan de kraag van m'n groene jasje tot mijn neus dichtritst
  • Mij met een klein bochtje in het grote bed gooit
  • Een schep honing in mijn yoghurt doet en de lepel in de cruesli duwt
  • Toetert als hij weg rijdt en ik naar de voordeur loop
  • Met zijn handen m'n hoofd vastpakt en zijn duimen langs m'n oren legt
  • Mijn spullen repareert
  • Naar mij knipoogt als we in de kroeg beiden met een ander in gesprek zijn
  • Dinsdagavond vraagt of ik woensdagavond ook kom

23.2.05

Het hondenspel

Ik loop stage. Maar ik hoef weinig te lopen. Ik zit vooral. Achter mijn laptop. Soms op kantoor. En soms thuis. Vandaag zit ik thuis, daar waar mijn ouders wonen. Op mijn oude kamertje. Ik zit en typ en kijk vooral veel naar buiten. Deze kamer heeft een groot raam wat al vrij laag begint. Zodat je, wanneer je laptop met zijn klepje richting het raam wijst, de hele dag naar buiten kan kijken. Wat ik dus ook de hele dag doe. Ik zie moeders met buggy's en kinderen met schooltassen. Ik zie een rits kinderen met gymtassen en een meester die de groep in het gareel houdt. Ik zie een lelijk mannetje met een kar vol bierkratten en ik zie jongetjes die stiekem een peukje roken in de bosjes achter de gymzaal. Ik zie mensen met zware boodschappentassen en ik zie kinderen op stepjes. Maar ik zie vooral mensen met honden. Actieve mensen die stokken gooien naar hun honden. Oude mensen met kort aangelijnde trage schoothondjes. Trotse mensen met de handen op de rug en de hondenriem speels om hun eigen nek. Stoere mannen met grote herders. Steppende kinderen met drukke honden. Bekakte vrouwtjes met opgepoetste honden. Families met honden. En losse honden. Losse honden vind ikzelf het interessantst. Ik voorspel wat voor baasje er bij de hond hoort. Pas als ik mijn keuze heb gemaakt kijk ik weer op. Ik kijk naar links, naar rechts en nogmaals naar links en kijk of ik gelijk heb gehad. Groot is mijn triomf als ik gelijk heb of goed in de buurt zit. Vervolgens wacht ik op de volgende hond.

22.2.05

Kaneel en de ramp met de reep

Het was 16:45. Mijn trein zou vertrekken om 16:53. Ik was op tijd, maar smachtte naar chocolade. Gelukkig zat er een euro in m'n jaszak. Ik sloot me aan in de rij voor de snoepautomaat naast de Kiosk. Vrij snel was ik aan de beurt. De munt schoof de automaat in en ik maakte mijn keuze. Een Kinder Bueno. Schichtig keek ik op de stationsklok. Nog vier minuten. Mijn hand bewoog zich automatisch naar de klep onderaan het apparaat om die heerlijk luchtige chocoladerepen te pakken. Maar helaas. De Kinder Bueno was blijven hangen. Fedomme. Voorzichtig gaf ik de automaat een klapje. Er gebeurde niets. Ik raakte in paniek. Ik sloeg op het glas en probeerde de snoepautomaat aan het wankelen te brengen. De Kinder Bueno bleef hangen waar hij hing. Ik spoedde me naar het meisje van de Kiosk en vertelde nerveus mijn verhaal. 'Daar kan ik niets aan doen mevrouw', zei ze. 'Die apparaten zijn niet van ons.'

Ik haastte me terug naar de automaat. Er kwam een man naast me staan. Een saaie man van een jaar of veertig met een koffertje, een degelijke rode jas, een bril en een matte stem. Wat ik daar deed. De held dacht iets te kunnen doen aan de jeugdcriminaliteit. Ik overtuigde hem ervan dat ik echt niets kapot aan het rammen was, maar mijn betaalde chocolade wilde hebben. 'Dan kan ik je niet helpen', zei hij. 'Scheer je dan weg!', dacht ik, en dat deed hij. Net toen ik bedacht dat behulpzame mannen er nooit zijn wanneer je ze nodig hebt, stond hij naast me. Een olijke opa van een jaar of tachtig. Hij grijnsde en gaf toen met zijn hele lichaam de automaat een stoot. Mijn gespannen gezicht veranderde in een tevreden blik. De Kinder Bueno viel naar beneden zoals dat hoort. Ik lachte, pakte mijn reep aan en bedankte hem. Toen rende ik de roltrap af, plofte neer in de trein en at intens gelukkig mijn lekkernij op. Medereizigers keken me verlekkerd en jaloers aan.

18.2.05

Schorre studenten

Wat ik me altijd afvraag bij kakkers is hoe ze aan die schorre stem komen. Je hoeft de kakkers niet te zien om te weten dat ze bij je in de buurt zijn. Ze praten hard en ze praten veel. En ze bellen altijd. Met Roderick. Met Willemijn. Met Annabel. Over de borrel van Roosmarijn, het themafeest bij Kasper thuis en het wel en wee op het dispuut. Altijd gezellig. Maar hoe zijn ze nu zo schor geworden? Is het een kwestie van een aantal avonden per week in de kroeg hangen en veel praten of kun je het jezelf ook aanleren? Is het een verplichte eigenschap die je moet hebben voordat je het dispuut betreedt of is er in de eerste maanden de ruimte tot het eigenmaken van de hese stem? Misschien is de hele dag door bellen al genoeg.

14.2.05

Lange dagen

In Frankrijk leefden we zonder de tijd en daardoor duurden de dagen wel twee keer zo lang. De zon maakte je 's morgens wakker en dan had je echt geen zin om nog langer in je tent te blijven liggen. En dan begon de dag. De dag begon met stokbrood en croissantjes en een grote sterke koffie in een soort soepkom. Een horloge had ik niet om. De tijd zei niets. De activiteiten deelde ik wel in op tijd, maar dat was slechts een indicatie. Als ik rond de klok van vier de bar inslenterde om de waterpologoaltjes te pakken schonken de camping-eigenaren me een wijntje in. Want als je om vier uur in het zwembad bent dan ben je er om half vijf ook nog wel. Het is Franse makkelijkheid. Het maakt ze niet uit. De Franse dag is om vier uur ook nog zo jong. Het eten hoeft niet om zes uur op tafel te staan. Een uur of negen is vroeg genoeg. Ik verfransde. En het heerlijkste daaraan is, dat wanneer de zon langzaam lager aan de hemel gaat staan en, je nog helemaal niet het gevoel hebt dat de dag voorbij is. Hij begint in feite pas.
Doorgaan

Na vier grieperige, huiselijke dagen nam ik vanmorgen een douche en trok ik een spijkerbroek aan. Dat voelt dan zo fijn, na vier dagen. Die broek zit ook opeens vier keer beter. Ik kon mezelf amper niet meer voor de geest halen met leuke kleren aan, make-up op m'n wangetjes en ogen en gekamd haar. Vergriept was ik. Het was de hoogste tijd een frisse neus te halen en zo kwam het dat ik mijn laarzen aantrok en Sennah haar riem omdeed. Diep weggedoken in mijn sjaal maakte ik een ommetje.

De mannen in de oranje pakken waren alweer druk bezig met het leegbaggeren van de sloot en de bakker opende zojuist haar deuren. Alles is gewoon doorgegaan ondanks mijn ziektebed, dat vind ik nou zo mooi he. Dat jullie me gewoon even laten uitzieken thuis, maar het werk niet laten liggen. Dat er gewoon straten worden gemaakt en dat de winkels open en dicht gaan op gebruikelijke tijden, dat honden worden uitgelaten door hun baasjes en dat mensen die zich fris en fruitig voelen gewoon wel lekker naar school zijn geweest. Dat waardeer ik nou echt.

11.2.05

Moeder Overste

Moos en ik hielden erg van de Noorse hostels. Je betaalde 25 euro per nacht ja, maar zo duur is dat niet wanneer je erachter komt dat een biertje zeven euro kost. Het leukste was het ontbijt. In onze sloeberigste broekjes en warme wollige vesten liepen we in Sjoa van ons houten kabouterhuisje over het pad naar de ontbijtzaal, waar enkelingen al gretig zaten te eten. Alles was van hout en de ambiance was hartelijk. Ook was er een haardvuur, waar een eenzame vrouw voor zat te lezen in een dik boek. Na het omslaan van de bladzijde keek ze verdrietig naar de vlammen. Maar men liet elkaar. En dat was heerlijk.

Wij pakten ieder een bordje en namen waar we zin in hadden. En zo zaten we daar urenlang te genieten. De liefste van iedereen was Moeder Overste. Zo noemden we haar. Zij had altijd vroege dienst en kwam om de minuut de klapdeur van de keuken uit om te checken of er van alles nog voldoende was. Moeder Overste had waarschijnlijk op de Noorse Huishoudschool gezeten. Als ze zag dat iemand kaas op zijn brood had genomen dan vulde zij de kaas onmiddellijk weer bij. Als ze zag dat iemand een jus dronk, nam zij de kan mee de keuken in en bracht een volle kan terug. Zo was Moeder Overste. Je stond er in ieder geval nooit met lege handen.